suriname Naar Voorpagina

  


   
ONDERDELEN
BRIEVEN
 suriname  Inleiding
 suriname  1924 : 18/9 - 5/10
 suriname  1927 : 27 Februari
 suriname  1927 : 27 Maart
 suriname  1927 : 27 April
 suriname  1927 : II
 suriname  1927 : III
 suriname  1927 : IV
 suriname  1927 : V
 suriname  1927 : 27 April I
 suriname  1927 : 27 April II
 suriname  1927 : 27 April III
 suriname  1927 -Dec /1928
 suriname  1928 : 21 Aug. I
 suriname  1928 : 21 Aug. II
 suriname  1928 : 21 Aug. III
 suriname  1929 : Februari
 suriname  1929 : Juni
 suriname  1929 : 23 Juli
 suriname  1929 : 15 Augustus
 suriname  1929 : 27 Sept.
 suriname  1929 : 17 Okt.
 suriname  1930 : 11 Maart
 suriname  1930 : September
 suriname  1931 : 13 Januari
 suriname  1931 : 27 Januari
 suriname  1931 : 28 Januari
 suriname  1933 : Januari I
 suriname  1933 : Januari II
 suriname  1933 : Mrt. - Dec.
 suriname  1934 : Jan. - Sep.
 suriname  1935 - December
 suriname  1936
 suriname  1945 - 1947
 suriname  1948 deel I
 suriname  1948 deel II
 suriname  1949 deel I
 suriname  1949 deel II
 suriname  1950 deel I
 suriname  1950 deel II


 suriname  Foto's I
 suriname  Foto's II
 suriname  Foto's III
 suriname  Foto's IV
 suriname  Foto's IV
 suriname  Foto's V
 suriname  Foto's VI
 suriname  Foto's VII
 suriname  Foto's VIII
 suriname  Foto's IX
 suriname  Foto's X

ONDERWERPEN
Geschiedenis
 suriname  Immigratie Algemeen
 suriname  Javaanse immigratie
 suriname  Donko's tot Guides
 suriname  Brieven v. Wetten
 suriname  Suriname bevolkt
 suriname  Slavernij
 suriname  De 20 ste eeuw
 suriname  Indianen (oorspr.)
 suriname  Paramaribo
 suriname  Albina
 suriname  Mariënburg
 suriname  Oude kaarten
 suriname  Archieven-wijzer
 suriname  Post en postzegels
 suriname  Batavia
 suriname  Goslar
 suriname  Goud-zaken
 suriname  Geld-zaken
 suriname  Het Park
 suriname  Korps Politie
 suriname  Treinen
 suriname  Forten
 suriname  Westgrens
 suriname  Samenvattingen
     ( Engels )


AFDELINGEN
  suriname Algemeen
 suriname De Douane
  suriname Telefoonboek
  suriname Bevolking
  suriname Distrikten
  suriname Reis info
  suriname Cultureel erfgoed
  suriname Geschiedenis
  suriname Foto's
  suriname Natuur
  suriname Personen
  suriname Koken / recepten
  suriname Vragen over NIBA
  suriname Wat is ANDA

     
 SURINAME  surinameAFDELINGEN - suriname Geschiedenis - -

Brieven uit Suriname  van Frater Octavianus - (Johannes van Wetten)

 suriname . NU terug
 



Reis naar Cassiapora I

J.M.J.V.         Par 'bo Jan. '33


De grote vacantie vond ons met 5 man zoo sterk aan de studie, dat er van een uitstap maken geen sprake was. De meer gelukkigen, die niet zoo te tobben hadden, konden lekkeer gaan varen of rondslenteren door Indianen of Boschnegerkampen, vrij van alle zorgen en los van den dagelijkschen sleurband, opstaan, schooldoen, eten en slapen gaan. Terwijl zaten wij met krommen rug te zwoegen om allerhande kennis in te pompen en't vaatje te vullen, waarui de examinatoren naar hartelust uit zouden gaan kunnen lurken. Den uitslag van die burgerij ken je al, drie gelukkigen en twee Jannussen.

Direct na het examen werden broedeieren aangeschaft en ieder broedde op zijn manier in afwachting wat 't kuikentje worden zou. Eerst werd opgezet een reisje binnendoor naar Nickerie 34 uren aan een stuk motoren, De Myriam was echter niet beschikbaar en 'n motor huren zou te kostbaar worden. Tweede plannetje werd toen Cassiapora.

'n Geschikte motorboot, die ons naar den mond van de Cassiapora kreek zou brengen werd gevonden tegen matige prijs. Verder zouden we 't met de Indianen van Cassiapora moeten stellen en teruggehaald worden met de Myriam.

Tweede kerstdag stond ik om 10.00 uur, zoals afgesproken was op den steiger van de gasfabriek. De anderen zouden van uit de stad ook daar komen. Op de steiger stonden al ons kistjes kleertrommeltjes, lantaarns, alles klaar voor een uitstapje van een week. Maar de motorboot was er nog niet, 'n foutje in secure afspraak.

De mevrouw van den Directeur van de gasfabriek ( goeie Roomsche familie Paijens ) zag al dat witte gedoe daar op den steiger en stuurde een dienstmeisje of de fraters niet even binnenkwamen om daar op de boot te wachten.

We trokken dus naar binnen, nestelden ons in de fauteuils van de veranda, rookten 'n goeie Holl. sigaar en dronken een koude whiskysoda. Zoo valt wachten niet zwaar. Deden de Holl. Spoorwegen ook zoo , vast waren alle miséres van laatkomende reizigers van de baan.

Tenlaatste kwam de motorboot aanbrommen met een armzaligen motorslag. Een groote kast was het, oud maar stevig. Na de bagage verdwenen wij na een sprong op de overkapping, van daar op den steven en verder in 't binnenste. De bemanning bestond uit 4 man van 3 verschillende rassen.

De motorist 'n Portugeesch, kort stevig baasje was ijverig de motor aan 't repareeren. De bootsman, 'n groote grove neger. Toen hij onze bagage in ontvangst nam, was hij netjes in bruine jas en broek. Waar hij die zoo gauw had weggetooverd, is me nog een raadsel. Toen wij beneden kwamen stond hij daar in een vuile vette broek en 'n borstrokje zonder mouwen.

Zijn glimmende zwarte armen wogen meer als een paar ons. Heel gemakkelijk kwam hij op zijn vleeschklompen leunend zijn breeden kop in onze afdeling steken en informeerde in diep Neger-Engelsch, waar wellicht een Boschneger voor gebloosd zou hebben, waar of de paters naar toe gingen.

Toen we hem aan 't verstand brachten, dat we naar den mond van de Cassiaporakreek moesten, stootte hij met opeen geperste tanden en opgetrokken lippen 'n hoog getoond langgerekt mmm uit. Daarop draaide hij z'n kroeskop naar den motorist. 'Masra, joe ben, jére, den pater go na Cassiaporakriekie.' En dan verwonderd z'n gansche vleesklomp omzwenkend, stoot hij er kort uit 'baas, joe sabi Cassiaporikriekie.' 'Nee' ,schudt z'n baas. Dan weer tot ons, alsof hij er alles van af weet 'A fora', mmm.

We vragen of hij Junkerkondre kent. 'No, pater, me ni si sabi, no', en hij schudt beslist. Jodensavana dan., 'Ai, Jodensabana, ai, datti mi sabi, ja," dan zijn linkerarm uitsmijtend ' a fara', mmm.' En dan met een smakkend minachtend lippengeluid, wat ze hier 'tjoerie' noemen, draait hij naar z'n baas. 'Baas, joe ben jére, datti Fara, baas, mmm.' En daarop weer z'n tjoerie.

Verder kletst hij honderd uit, dat ze daar die dag niet meer zouden aankomen, dat ze geen benzine en olie genoeg hadden voor zoo'n tocht. De motorist ging onverstoorbaar met motorlapperij door, schreeuwde tegen zijn bootsman olie en benzine te gaan halen. Mijnheer zwaait zich de hoogte in en komt na een kwartiertje met enkele flesschen terug.

Dadelijk is hij weer aan 't babbelen tegen de twee andere lui, Britsch-Indiërs, waarvan de eene een natte kerstmis schijnt gevierd te hebben. Zijn oogen staan hem nog zo klein en slaperig in het hoofd.

De bootsman begint met de verwarming van de gloeikoppen en wauwelt maar aldoor, mmmt en tjoeriet er tusschendoor, komt nog eens informeeren of het nog veel verder is dan 'Jodensabana'. 'n Kwartiertje verder nog.

Ondertusschen krijgt hij een snauw te verduuren van z'n baas, dat hij de verwarming in de gaten moet houden. Mijnheer tjoeriet weer, schreeuwt tegen een van de Britsch-Indiërs , de kabel wat op te sjorren, die gezakt is. Het slaapkopke drijft met de vlet langs boord en trekt, trekt dat de adertjes op z'n slaapgezicht komen liggen, is eindelijk toch gelukkig en drijft weer terug. De motorist is klaar met z'n reparatie en de motor wordt geprobeerd of hij wil aanslaan.

De bootsman krijgt weer een rapplementje. Gooit weer benzine, draait 'n sigaret, perst ze tusschen z'n tanden, gooit ze eens van links naar rechts door zijn breeden mond, giet weer benzine, schreeuwt tegen de Britsch-Indiër die bijna zit te slapen, probeert weer 'ns of de motor wil. Nu komt er meer adem in.

De motorist, kalm,, draait aan enkele kraantjes, klopt met z'n hamer hier en daar eens tegen 'n buis. Tenlaatste na veel draaien en kloppen daar pakt de motor. De stuurman Br. Ind. nummer twee kruipt aan het stuurrad en klokke 12 daar gaan we de Surinamerivier op.

Onze Portugal schokkert wel erg, maar is toch een goeie looper. De traditionele 3 uuren tot Groot-Chatillon doet hij in een kwartier minder. De hemel is ons ook erg gunstig. De zon is wel warm. Er drijven wel zware regenwolken over ons heen, maar slechts nu en dan laten ze een klein beetje van hun voorraad los.

Het personeel van de boot is na een flesch bier, 'n broodje en 'n sigaar heel wat opgewekter geworden. De bootsman grinnikt nou en dan eens tegen ons van louter plezier, doet z'n middagdutje, houdt dan weer de motorist, die op z'n post moet blijven aangenaam bezig met een Neger- Engelsche vertelling. Dan gaat hij de stuurman aflossen en plant wijd en breed zijn onderrug op de stuurplank.

Waren we nou nog 'ns kleine jongens en hadden een speld, wat genot zou 't zijn dat gevaarte nijdig de hoogte in te zien springen. Nu kunnen we alleen maar eens jaloersch er naar kijken.

Tegen 'n uur of vier begint de lucht gevaarlijk te betrekken. En wat we de heele dag al verwacht hadden breekt los, een geweldige regenbui. Alles moet dicht, alleen de stuurman houdt een vierkant gat open, waar hij z'n stompneus doorsteekt. Nou en dan draait hij z'n kroeskop naar binnen en vraagt, 'pater, pé, wi, dé'(waar zijn we?). 'Morro-fara" (nog verder) krijgt hij terug, tot we ten laatste de afgeleefden steiger van Gelderland in de gaten krijgen.

Nou is 't oppassen om Junkerkondre niet te missen en van hieruit de mond van de Cassiaporakreek te vinden. Op de bootslui kunnen we wat dat betreft niet rekenen. Het is de eerste keer van hun leven dat ze hier komen. Tenlaatste varen we Junkerkondre voorbij en nu is 't uitkijken. Dicht varen we langs den hooge oever tot we wijd en breed de Cassiaporamond zien.

Zijn de Indianen er? Hebben ze op tijd de boodschap gekregen om ons te halen? Eén korjaaltje met twee jongens ligt er, meer niet. We vragen de boy's of er meer korjalen zijn. Ja, nog een. 'n Groote? Zoo groot als die van hen. Daar kunnen we amper met 4 man mede mee, nog afgezien van de bagage.

De boy's kruipen in onze boot, de korjaal wordt op 't vlet gesjouwd. Zoo stoomen we een eind weg de kreek op, tot we niet meer verder durven. De kreek draait sterk, onze boot is groot en uit ervaring weten we dat er nogal eens boomstompen inzitten.

Ik stel voor om met de twee boy's met 't korjaaltje mee te gaan om volk te halen. Omwille van den regen wordt dat afgeraden. Dan wordt besloten maar terug te gaan naar Junkerkondre, de boy's met een briefje terug te sturen naar hun kamp met de vraag of de Indianen ons Dinsdagmorgen willen komen halen op Junkerkondre.

De boot kan juist z'n draai nog nemen in de kreek en terug gaat 't weer. De regen blijft maar malsch door vallen en toch moeten we uitkijken om den steiger niet te missen. Tenlaatste zijn we er. Met de waarschuwing voor den stuurman voorzichtig te zijn, daar er een trap langs is, die door 't hooge water niet te zien is. Langzaam aan trillert de boot naar den steiger en wordt 't vlet er tusschen getrokken. De regen is nu wat aan 't luwen. Met 'n paar man wippen we vlug aan den kant, om te kijken hoe het met de waterdichtheid van de eerste hut gesteld is. 't Valt mee. Er is droge ruimte genoeg om de bagage neer te zetten . De bootslui sjouwen alles aan den kant en brengen 't tegen de glibberige hoogte op, in ons hotel.

Junkerkondré is sinds enkele jaren onbewoond. De naam komt van mijnheer Junker, die hier enkele hutten had gebouwd, waar hij in woonde als hij in de hoedanigheid van boschpolitie de Boven Suriname inspecteerde. De soldaten komen ook elk jaar hier om oefeningen te houden. Daarvoor zijn ook enkele hutten gebouwd.

Mijnheer Junker is sinds 'n paar jaar met pensioen uit dienst gegaan. En nu ligt alles daar min of meer verwilderd. Van al de hutten kunnen we er drie gebruiken, die niet al te lek zijn. Twee worden al direct als slaapkamers ingericht. De hangmatten worden getaaid omdat we nu nog licht van de zon hebben.

Onze boy Ludwig, die ons deze week op de been moet houden zet ondertusschen een bakske koffie in 't primitieve keukentje, 4 posten met laag pinadak; vier mikjes in den grond met stokjes er in en over't geheel een laag leem is de kachel. Zelfs een aanrecht zijn we rijk. 'n Paar gespleten bamboelatjes.

Terwijl wij met vieren rustig in onze zeestoelen luieren, gaan de twee anderen een bad nemen. Het is den hemel bekoren geweest, want nauw willen ze te water of van boven komt 't water los. Wij naar binnen en zij 't water uit om niet nat te worden. De bui is nog wat rijker dan haar voorgangster.

Het water vindt zelfs open plekken in het dak die er eerst niet waren. Geheel onze voorraad moeten we gauw verschikken om hem voor 't nat te bewaren. Onze zakken met brood hangen we aan 'n paar dwarsbalken. Van kisten fabriceeren we 'n tafel en we genieten van ons avondeten als prinsen.

Niettegenstaande den kletterregen is er de stemming wel in. Door 't gebabbel is het al naar twaalven als we de wieg gaan opzoeken. En ook dan nog blijkt er de stemming nog niet uit. Vooral boven ons twee stemmige lui, huizen in een apart kamp de jongere herriemakers.

Dinsdagmorgen staan we met de zon op en opzoek naar waschwater. Een emmer om water te halen in de rivier hebben we niet. In den rivier zelf springen gaat ook niet door den lagen ebstand. Ik ga met mijn wasgereedschap op zoek en ben zoo gelukkig een korjaal te vinden aan den kant, die halfvol regenwater staat.

Hier dus een mooie gelegenheid om alle ongerechtigheid en slaap van 't gezicht af te halen. De anderen loopen nog snuffelend rond als ik als een nette geschoren mijnheer voor den dag kom. Ik wijs ze even den weg en direct daarop is 't of een troepje varkentjes aan den etensbak staat te slurpen.

Na 't toilet commandeert onze luitenant alles inpakken en bij elkaar zetten, dan ontbijten, opruimen en daarna vrij. Om 7 uur staat alles kant en klaar, maar Indianen komen er niet. Wel passeeren er korjalen met boschnegers op weg naar de stad, of menschen uit de buurt die naar hun kostgrond gaan.

Heel erg is dat wachten niet, want Junkerkondré is interressant genoeg om daar je tijd zoek te maken. Het is er een mooie streek. Vanaf de rivier loopt de bodem steil omhoog en is op enkele meters van den oever af begroeid met bosch, vooral verschillende palmsoorten. Dat geeft iets los en bevalligs aan 't geheel wat 't zware bosch altijd mist.

Een smal paadje slingert naar boven tusschen bosch en cassaveaanplant door, waar een paar Indiaansche huishoudens wonen. Hoofd van dit groepje is een oude verrimpelde tante, die met een venijnige tong haar heerschappij voert. Ze komt in de loop van den morgen even haar opwachting maken met d'r kleinkinderen op sleeptouw. Ze krijgt een paar zuurtjes net als haar volgelinkskes, 'n paar lege conservenblikjes en 'n stuk brood.

Een eind verderop de rivier langs is sinds een paar jaren een nieuw kamp gekomen. Het zijn bewoners van de Surinamekreek die met hun oude kapitein Abraham van daar zijn ausgewandert naar hier. Ze zijn 't bosch leelijk aan den tand geweest om kostgronden aan te leggen.

Heel primitief gaat dat in zijn werk. Er wordt in den droge tijd een vlammeke ingebracht, 't Vuur zorgt dat 't kleine onderhout platbandt. De grootere kanjers verliezen hun takken en staan als zwart berookte schoorstenen hoog de lucht in. Willen ze ook deze opruimen dan leggen ze maar 'n vuurte aan den voet. Door zijn zwaarte valt de van onder uitgebrande kolos vanzelf omver. Kris, kras liggen de groote zwarte boombrokken door elkaar.

Daartusschyen steekt de Indiaan zijn cassavestokken en 't zaakje kan beginnen te groeien. Het tegelijk opschietende gras wordt nu en dan getjapt. Voor de rest moet de Voorzieningheid maar zorgen. Voor onze witte toogen zijn die zwarte stompen 'n ramp. Telkens krijg je een malsche zwarte veeg mee.

Kapiotein Abraham heeft de nieuwe vestiging wel gezien,maar niet lang meer er van genoten. Hij is sinds een half jaar ter ziele. Hoe oud hij was weet niemand met zekerheid, maar dat hij heel aardig naar de honderd liep is toch wel een feit. Er was veel belangstelling van de omwonende Indianen bij zijn begrafenis.

De meester van Cassiopora getrouwd met een onderdane van Abraham, 'n dochter van de nieuwe kapitein, stuurde ons een heel verslag van de rouwplechtigheid waarin hij o.a. vertelde, dat kapitein Jacques van Cassiopora gecostumeerd bij de begrafenis tegenwoordig was.

Op Junkerkondré zelf zijn sinds ons vorige bezoek ook eenige veranderingen gekomen. 'n Paar nieuwe hutten erbij en oude verdwenen. Nummer 100 ( dat is het toilet) is ook verhuisd vanaf de rivier tegen de hoogte op. Het is nu werkelijk:' Ick stont op Hooghe berghen.' Ik wil er eens gebruik van maken maar kom halfweg tot de ontdekking dat ik daar ben als een schouwspel onwillekeurig denk ik: ' Was ik een vogel, ik wist wat ik dee..'

Ik heb wel eens gelezen over het stille oerwoud. Maar het is er om de weerga niet stil. 's Morgens zoo gauw de zon dreigt zich te laten zien, worden de vogels en vogeltjes wakker. Het zingt en fluit en slaat en kwinkeleert alles door elkaar, elk zijn eigen deuntje. Vanaf de zware 'wakka-go, wakka-go-geroep' en de doffe koe-koek, tot 't meer heldere wierlewiet en 't fijne korte piepje.

Ik heb 'n kwartier lang rustig in m'n stoel zitten luisteren vlak bij het water en gekeken of ik een van de roepertjes zag, Geen kans hoor, dan hoorde je vlakbij 'n fluiter, dan weer verder af, maar zich laten zien, deden ze niet. Enkel 't kolibrietje gonsde ijverig op de weinige bloemen.

Maar onder je in 't water hoor je niets maar zie je zoveel te meer. Groote en kleine kreeften, die uit hun modderhol komen gekropen om 'n kuiertje te gaan maken. Kleine visjes die zoo'n beetje aan 't stoeien zijn. Zoo gauw een grootere dom komt aangapen vliegt 't kleine grut links en rechts weg. 'n Blaadje, 'n bloempje dat op 't water valt, wordt ijverig door de kleine beetjes onderzocht. Voorzicht happen ze er even naar en tjoep weg weer.

Een druppel water die van de boomen of struiken op het water kringelt, brengt al een heele paniek onder 't groepje. Toch weet ik bij ondervinding dat de nieuwsgierigheid wint van de vrees. Ga je hier rustig in 't water liggen, ze komen je knijpen met hun bekjes en liefst op de plek waar Moeder z.g. onze ondeugendheid uit onze botten klopte.

Een bijzonderheid voor ons is een nestje met twee eitjes en dat in de Kerstweek. Het is een soort van blauwleggertje. 't Beestje schijnt een beetje verschrokken te zijn en vergeten te hebben het vanmorgen gelegde eitje te kleuren. Het eene is tenminste wit met schrikachtige plekjes.

Den Dinsdagmorgen vliegt voorbij. Maar Indianen, ho maar. Nu weten wij wel dat die menschen niet zo hard van stapel loopen, als ze 'n uitnoodiging krijgen om te komen. De eenigste uitleg echter voorhun wachten is, de val en vloed. Sinds 7 uur is 't water aan 't afloopen, zodat ze met de vracht dan tegenwater zouden hebben tot huis toe.

Onze hoop is gesteld op den namiddag. We sturen een paar boys van Redi-Dotti met 'n briefje weg, of ze vandaag nog zullen komen, en gaan dan ons middageten naar binnen werken. Halfweg 't diner, daar komt de eerste korjaal met twee Indianen aan. Deze brengen de boodschap mee, dat nog 'n roeiboot onderweg is en bovendien nog pater Sol, pastoor van de beneden Suriname. ZE. Heeft vanmorgen Kerstmis gevierd in Cassiapora en gaat nu naar Pierre Kondré. Voor ons een tegenvaller.

Wij hebben er op gerekend dat hij vanmiddag in Cassiapora zou komen en Woensdag de H.Mis zou lezen in 't kamp. Een pater om met ons mee te gaan, kon in de drukke Kerstweek niet gevonden worden. Daarom stelden wij onze hoop op Woensdag,

Tegen drieën komt de roeiboot en even later de korjaal met pater Sol. Inderhaast maken we nog wat klaar voor den pater, want ons maaltje is zowat helemaal door eigen keelgat gegaan. Nu hooren we hoe 't zaakje geloopen is.

Pater Sol was 's Maandags vlak voor onze motor de kreek ingevaren, had willen wachten maar zijn roeiers wouën den eersten prijs hebben, en eerder aan de landingsplaats zijn dan wij. Door den regen zagen wij de korjaal niet. 'n Eind ver in de kreek lagen twee korjalen te wachten, en verder op nog 5 om in tijd van nood te helpen.

Heel 't kamp was tot 7 uur 's avonds aan de landingsplaats gebleven om ons af te wachten en toen ons briefje, dat we met die twee boys meegegeven hadden aankwam, doornat naar huis teruggegaan.

Een half uurtje later zijn wij plus onze bagage geborgen in de groote korjaal en roeiboot en glijden de rivier op. Den eersten tijd gaat 't full speed. Een eind ver de kreek in liggen nog twee kleinere korjalen om desnoods vracht over te nemen. Niet noodig zeggen de roeiers. Dadelijk begint 'n wedstrijd tusschen de twee korjalen en onze roeiboot.

De roeiers twee nikszeggende pootige Indianen en de stuurman een groote vierkante Karboeger zetten door. De korjalen winnen eerst, maar als de groote boot eenmaal op vaart is schuift hij glansrijk voorbij. Halfweg de kreek gaat het met een slakkenvaartje omwille van het lage water en de verraadelijke boomstammen die op den bodem liggen.

De Cassiaporakreek is 'n pracht van 'n kreek. Sterk kronkelend slingert ze zich door 't bosch. Van de hooge boomen hangen lange lianendraden naar beneden, zoo laag soms dat je moet bukken om niet je hoed mee te laten nemen. De boomen vlak aan den oever hebben het hard te verantwoorden in de modderigen bodem.Heel vaderlijk hangen ze met de koppen van tegen die van hun overburen. Het is een wirwar van alle soorten door elkaar, stevig verbonden door lianen in alle dikten.

Nu en dan zie je zo'n reus liggen, die in z'n val heel wat verwoesting heeft aangericht, maar waar weer anderen van geprofiteerd hebben om een beetje hoger te klimmen en nieuwe de plaats van den grootpapa hebben ingenomen.

Ongeveer 5 uur zijn we bij de landingsplaats. 'n Heele troep staat gelaten ons daar af te wachten. Je ziet aan de gezichten dat je welkom bent, maar niemand zal het je zeggen. Het uistappen vereischt eenige vaardigheid, want tusschen den boot en de kant is nog een 10 M lange strook modder. Daar liggen wel stokken en stompen hout, maar alles even glibberig.

De meester van Cassiopora die ons is komen afhalen op Junkerkondré, zal 't even voordoen. Met zijn lange beenen balanceert hij over de slijkpostjes en verdwijnt met z'n rechterbeen tot halfweg de kuit in de modderen verliest daarbij z'n schoen, die hij toch weer opvischt.

Gelaten staan z'n schoolkinderen 't aan te zien, grinneken even, en verder geen nieuws. Dan volg ik, breng het er goed af tot aan den steilen kant, waarna ik terugschuif en één modderschoen als cadeautje krijg. De anderen zijn gelukkiger door de hulp van stokken en handen.

Zoo gauw we allemaal aan de kant zijn groept 't schoolgrut bij elkaar en we krijgen een welkomstlied te hooren. Daarna wordt de vracht verdeeld en in processie marcheeren we het bosch door. Tegen een hoogte op en staan dan op de savanna. In de verte ligt de kerk, 'n mooie nieuwe kerk, de trots van Cassiapora. Een breede rechte witte weg gaat er recht naartoe. 'n Kwartier loopen nog en we zijn er. Geleidelijk aan groeit onze bagage aan in de sacristie van de kerk. De kapitein komt ons even groeten met z'n ambtspet op. Eerst worden de slaapplaatsen verdeeld, twee in de sacristie en vier in 't in aanbouw zijnd huis van den meester, onze boy in de keuken.

Even buurten bij den meester aan huis, die zoolang in een gewone Indianenhut woont, avondeten en dan babbelen. We hebben een aparte eetzaal, Cont-hosso geheten. Vier posten in de grond, daarop 'n pina dak, 'n post in het midden en daarom heen 'n tafel. De vloer is van zand, zuiver scherp zand, evenals de heele savanna. De vuilnisbak ontbreekt ook niet, zoaks trouwens nooit bij een Indianen hut.

Stadsreiniging kennen ze hier niet, maar bij elke hut staat een groepje struiken en daar wordt de rommel die te veel is in huis, ingesmeten. We hebben de kapitein uitgenoodigd, maar die is niet lekker.

De man houdt van 'n slokje. Nou had ie rum in huis. 't Fleschje had een vaste plaats, zodat hij 's avonds voor hij in z'n wiegje kroop 'n slaapmutsje kon pakken, zelfs in 't donker. De groote schoonmaak was gekomen en nu had 'n dochter van hem, de ris fleschjes(hij houdt een soort garnizoensapotheek op na) door elkaar gezet.

's Avonds wou papa 't katje weer eens in 't donker knijpen, maar nam per ongeluk het fleschje met druppels voor trachoomlijders. Papa kneep de oogen dicht om beter te genieten, maar 't was hem te machtig. Hij kreeg geweldige buikpijn. Daags daarna moest hij naar de stad naar Dr. Nasjy. Deze gaf hem 'n stevige purgatief, maar nu is de uitwerking nog niet helemaal weg. In zijn plaats komt de pikién kapitein.

Van 't bestuur van zoo'n kamp moet je niet te min denken. Cassiopora heeft een kapitein officieel door het gouvernement benoemd. Verder 'n pikien kapitein en 4 basja's. Elk van de basja's heeft z'n bijzondere taak.

Eén heeft de leiding bij 't hout uitslepen uit 't bosch., 'n tweede is de opzichter bij de publieke werken, nummer drie en vier hebben zoo ook hun eigen werk en alle 4 samen plus de pikien kapitein zijn raadgevers van de kapitein.

De pikien-kapitein is een kalme bedaarde baas. Hij vertelt ons dat hij alles samen al vier tijgers heeft neergelegd, dat hij nog dikwijls op jacht gaat. Op 't ogenblik is hij Mr. timmerman. Voor f 100 heeft hij aangenomen 't huis van den meester te bouwen. En tot zijn eer moet gezegd dat hij goed werk levert. Maar kalmaan. Niet te vlug werkt hij. Het hout is gratis geleverd door de Indianen.

De meester vertelt ons hoe hij 't hout kreeg. Ze hadden hem beloofd, dat hij 't hout zou krijgen, maar na de eerste levering kwam er niks meer. Nu is het bij hen de gewoonte, dat iemand en groot werk door heel het kamp kan laten doen.

Hij stapt naar de kapitein en vraagt een dag verlof. De kap. stelt den dag vast en waarschuwt den basja die er voor staat. Deze trommelt al het manvolk bij elkaar en trekt met hen aan 't gevraagde werk. De persoon, die de verlofdag gevraagd heeft, heeft nergens voor te zorgen dan dat hij 'n flinke korjaal kassiré (drank) klaar heeft. Is de karwei klaar, dan moet hij al de werklui tracteeren.

De meester stapte dus ook naar de kapitein. 'Kapitein, ik moet nog 65 planken hebben. 'k Zou graag 'n dag verlof hebben om ze binnen te hebben. Anders komt m'n huis nooit klaar.' De kap. vond het goed en in overleg met basja Draaibos. De man die voor de houtkwesties staat, werd den volgenden dag bepaald.

's Morgens trok basja Draaibos met z'n volk met bijlen en zagen 't bosch in. 's Avonds kwam de troep weer terug. De 65 planken waren in één dag gezaagd en op hun plaats gebracht. En geen prulhout, nee, hoor degelijk spul. Maar zoo zijn die lui, vandaag hard werken en morgen rusten tot 't luie toe.

Zoo babbelen we maar steeds door tot 't naar elven loopt. 't Heele kamp is al in diepe rust behalve wij, Marius onze buur en de koster, die zijn komen bijzitten. Marius een stevige Karboeger is op jacht geweest en heeft een flinke Pakira geschoten, 'n soort wild varken. Hij heeft er ons een flink stuk van gebracht.

Zoo gauw we praten van gaan slapen, staan de bezoekers op en terwijl de anderen hun rozenhoedje bidden, gaan de meester, pikien-kapitein en ik de hangmatten taaien. 'n Karweitje is 't om bij lantaarnlicht al de hangmatten te vinden en ze 'n plaats te bezorgen aan de posten.

De eersten nacht slaapt het al heel wat beter dan op Junkerkondré. We zetten in eenen tour door tot 's morgens 6 uur. Er is heel wat meer comfort om toilet te maken. Samen zijn we zelfs twee waschbekkens rijk. We hebben naast de kerk een groote ton regenwater. Wat wil je al meer als je buiten bent. Drinkwater is er in overvloed. De savanna ligt op een soort plateau.

Het kamp zelf ligt aan den rand van de Savanna. 't Grondwater dringt op verschillende (plekken) als kleine bronnen, uit de steilen rand, vormt kleine bekkens en stroomt verder als kreekjes naar de groote Cassiaporakreek. Er zijn verschillende van die bronnetjes zodat twee a drie huishoudens over zoo'n bron kunnen beschikken.

Ze hebben zelfs in den ergsten drooge tijd volop drinkwater en altijd heerlijk frisch. Het scherpe savannazand 'n verweering van kwarts, heeft als filter gewerkt, zodat 't water helder is als glas.

's Morgensvroeg en tegen den avond gaan de dames er op uit om water te halen in groote kalabassen. Deze worden als ze rijp zijn van de boomen gedaan, 'n vierkant gat er in gemaakt en 't binnenste er uit gehaald. De menschen hebben dan 'n uitstekend kruik van 3 a 4 L. inhoud. Ik heb er ook eentje gezien waar wel bijna 10 L in kon. Het voordeel van zoo'n kruik is, dat 't water er koel in blijft.

Sommige meer economisch aangelegd, nemen de kruiken mee als ze naar hun grond gaan, zetten ze zoolang bij de bron tot ze terugkomen en brengen ze dan weer mee. Bij de bronnen zijn ook de wachtplaatsen én voor de kleeren én voor de menschen. Daarvoor wordt het water uit de bron opgevangen in 'n breede kom, aan 't eind daarvan wordt een kleine lage stuw gemaakt waar 't water kan door sijpelen. Het geeft 'n dubbel voordeel. Er is altijd water genoeg in zo'n badkuip en altijd versch.

Een paar minuten van ons logement af is zoo'n waschgelegenheid. Het water wordt aangevoerd door twee bronnetjes die maar steeds gezapig doorborrelen. Ze komen op een hoogte van 'n meter of 5 uit de grond.

De eene levert tevens drinkwater, terwijl de andere vrij in een diepe kom uitstroomt. Ik denk dat 't dal wel 'n meter of 10 diep is. In 't midden beschermt door hooge boomen struiken is ze flink verbreed. Hier kun je naar hartelust plassen en wasschen, zonder last van de buurlui. En 't water is er lekker koud.

Er is 'n net rek gemaakt, twee stokken met een mik, waarop een dwarshout is gelegd. Daar kun je je kleeren kwijt raken. En over de kom zelf een flinke stevige plank waar je kunt gaan zitten als je verkiest.

Voor deze boot (postverzending) heb ik genoeg gepend, dunkt me. Wanneer 't vervolg zal komen weet ik nog niet.
Maar goeden moed houden.
Het ga je allemaal goed zoolang.
Een Weesgegroetje mag ik wel vragen voor de moeite, niet?






De brieven, foto's en anderszins maken deel uit van het familiearchief, dat wij proberen te beheren en inzichtelijk te maken voor de familie en eventueel ander belangstellenden. In dit verband willen wij u laten meelezen uit de reisverhalen van Heeroom als een bijdrage aan de belevingsgeschiedenis van Suriname.

Jacqueline en Louis Barten-Schakenraad.

© a.barten 2005








suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: