suriname Naar Voorpagina

  


   
ONDERDELEN
IMMIGRATIE ALGEMEEN
 suriname  Immigratie Alg. 1
 suriname  Immigratie Alg. 2
 suriname  Immigratie Alg. 3

ONDERWERPEN
Geschiedenis
 suriname  Immigratie Algemeen
 suriname  Javaanse immigratie
 suriname  Donko's tot Guides
 suriname  Brieven v. Wetten
 suriname  Suriname bevolkt
 suriname  Slavernij
 suriname  De 20 ste eeuw
 suriname  Indianen (oorspr.)
 suriname  Paramaribo
 suriname  Albina
 suriname  Mariënburg
 suriname  Oude kaarten
 suriname  Archieven-wijzer
 suriname  Post en postzegels
 suriname  Batavia
 suriname  Goslar
 suriname  Goud-zaken
 suriname  Geld-zaken
 suriname  Het Park
 suriname  Korps Politie
 suriname  Treinen
 suriname  Forten
 suriname  Westgrens
 suriname  Samenvattingen
     ( Engels )


AFDELINGEN
  suriname Algemeen
 suriname De Douane
  suriname Telefoonboek
  suriname Bevolking
  suriname Distrikten
  suriname Reis info
  suriname Cultureel erfgoed
  suriname Geschiedenis
  suriname Foto's
  suriname Natuur
  suriname Personen
  suriname Koken / recepten
  suriname Vragen over NIBA
  suriname Wat is ANDA

     
 SURINAME  surinameAFDELINGEN - suriname Geschiedenis - - Immigratie Algemeen

 suriname . NU terug
 

Immigratie van Hindoestanen en Indonesiërs


Publicatie: in het jaar 1951

Bijdrage: Mevrouw Annet Sluer

Bron: dr. Kruijer. G.J., 'Suriname en zijn Buurlanden, lichtplekken in het oerwoud van Guyana', Meppel, 1951. Hoofdstuk IV, pagina 67 t/m 82.

Deel 1

In het begin van de negentiende eeuw viel een tijdperk van geweldige koloniale expansie van de Europese mogendheden. In sommige koloniën beschikte men evenwel niet over voldoende mensen om de tropische landbouwproducten die men verhandelde te verbouwen. Dit probleem der arbeidskrachten werd zeer nijpend toen de slavernij werd afgeschaft. Verschillende landen, maar vooral de Engelse koloniën, begonnen toen het grote mensenreservoir Brits-Indië (India) af te tappen. Dit wil niet zeggen, dat niet reeds eerder Indiërs hun land hadden verlaten om in den vreemde arbeid te vinden.

Zo trokken reeds vroeg in de negentiende eeuw Zuid- Brits-Indiërs naar de Straits Settlements, terwijl ook al vroeg Indiërs naar Mauritius en Réunion werden verscheept (vermoedelijk reeds omstreeks 1820). Maar de afschaffing van de slavernij in de Britse koloniën (1834) gaf de krachtigste stoot tot deze Hindostaanse landverhuizingen.

Het Britse Mauritius, ten Oosten van Madagaskar gelegen, nam tussen 1834 en 1837 vermoedelijk wel 7.000 Indiërs uit Calcutta op. Ook in Ceylon en in Durban kon men de werkzame Hindostani maar al te goed gebruiken voor de aanleg van openbare werken. Toen de slavernij óók in de Franse gebieden werd afgeschaft (1848), dreigde de Franse suikerindustrie op de Antillen en in Réunion ten onder te gaan.

In 1860 werd daarom tussen Groot-Brittannië en Frankrijk een overeenkomst gesloten, waarbij aan de Franse regering werd toegestaan contracten te sluiten voor arbeid in Réunion, Martinique, Guadeloupe en Frans Guyana. De verscheping van voor Franse gebieden bestemde Indiërs vond gewoonlijk via de Franse steunpunten Karikal en Pondichéry aan de Zuidoost-kust van Brits-Indië (India) plaats. Soortgelijke verdragen als het Frans-Engelse werden met Denemarken (ten behoeve van St. Croix) en Nederland (ten behoeve van Suriname) gesloten.

De werfagenten, die in Brits-Indië (India) opereerden, hielden zich bij er toe overgehaald voorkeur op rond bazaars en langs de grote wegen, waar zij contacten legden met rondhangende mensen teneinde hen tot emigratie te bewegen door hen aan geld te helpen en door bij hen ongetwijfeld overdreven voorstellingen te wekken omtrent het leven in de immigratielanden.

Vele mannen, die aan deze roepstem gehoor gaven, lieten hun familie onkundig van de beslissing die zij hadden genomen; soms werd het contact pas jaren later weer hervat. Mede hierdoor werd bij de familie wel de indruk gevestigd, dat emigrant was gekidnapped. Aangezien, met uitzondering van hongerperioden, het aanbod van dergelijke leeglopers betrekkelijk gering was, moest het net van werfagenten over een zeer groot gebied worden uitgezet. Tot in Delhi, Radsjpoetana en Boendelkhand, d.w.z. tot op een afstand van hemelsbreed ongeveer 1400 km van de stad Calcutta ontplooiden de wervers hun activiteiten. Het merkwaardige is, dat in genoemde streken geenszins sprake was van overbevolking maar eerder van een tekort aan land- en industriearbeiders.

De wervers waagden zich niet al te ver van de grote steden, omdat ze dan door de politie achterna werden gezeten. De politie handelde hierbij overeenkomstig de wensen der bevolking, want vele dorpelingen vertrouwden de verhalen der agenten niet, zodat zij afwijzend stonden tegenover hun voorstellen. Het wantrouwen was gerechtvaardigd, want de werfagenten pasten niet altijd even fraaie methoden toe.

Pater de Klerk, die jarenlang onder de Hindoestanen van Suriname werkzaam was, kende een oude Hindoestaan Ori, die hem vertelde hoe hij als zestienjarige knaap uit zijn ouderlijk huis werd weggelokt. Een werfagent stelde Suriname voor als het land van melk en honing en hij beloofde hem een hoog handgeld dat hij in Calcutta zou ontvangen. Ori vond dit alles zo aantrekkelijk, dat hij zonder iets aan zijn ouders te zeggen zijn dorp verliet en te voet naar Benares ging, waar hij andere emigranten trof. Tegenover de autoriteiten verklaarde hij dat hij achttien jaar oud was, want jongelui beneden die leeftijd mochten niet onder contract emigreren. Ook de weg van Benares tot Calcutta werd helemaal te voet afgelegd; vandaar bracht een schip hem naar Suriname. Ori heeft het zijn hele leven betreurd, dat hij zonder afscheid en zonder toestemming zijn ouders heeft verlaten. Hij heeft getracht deze fout enigszins te vergoeden door van zijn zuur verdiende geld een gedeelte aan zijn behoeftige ouders in Brits-Indië (India) te zenden).

(Klerk, C. de, De Brits-Indiërs in Suriname, (De West-Indische Gids 1942, blz. 97).


In Delhi heeft het optreden van wervers wel eens tot onlusten geleid. De agenten hadden namelijk jongelui van goede families er toe overgehaald emigratiecontracten te tekenen, waarna de werfagenten tegen betaling van een losgeld weer bereid warden de jongelui van hun beloften te ontslaan.

Over het algemeen werd het beroep van werfagenten niet als respectabel beschouwd en waren de agenten laaggeklasseerde personen. Zij behoorden tot meer dan één organisatie. De twee Engelse lichamen werkten in goede harmonie met elkaar samen, maar de Nederlandse instelling deed de Engelsen veel concurrentie aan. Het was hierdoor voor de Britten niet altijd mogelijk gewenste aantal mensen aan te trekken.

De regering van Brits-Indië (India) liet de werving en de emigratie toe zonder deze evenwel aan te moedigen. Wel achtte zij zich genoodzaakt een zekere beschermende taak op zich te nemen ten aanzien van de vertrekkenden. De controle op de emigratie werd uitgeoefend door emigratieagenten, gewoonlijk ambtenaren van de immigratiekoloniën. De officieel erkende emigratie mocht alleen de havens Calcutta en Madras plaats vinden. In deze plaatsen.en dan ook de emigratieagenten gevestigd en bevonden zich depots waar de zo genoemde koelies, die op verscheping wachtten, werden ondergebracht.

Naar vele delen van de aarde werden de Hindostaanse contractarbeiders verscheept. Naar 13 Britse koloniën, waaronder Brits Guyana en andere West-Indische gebieden, naar 5 Franse, waaronder Frans Guyana, naar Suriname en naar een Deense kolonie vond georganiseerde emigratie plaats. In bijna al deze gebieden vindt men heden ten dage Hindostaanse bevolkingsgroepen, evenals in Brits Colombia, Californië, Mexico, Cuba, Brazilië, Gibraltar, Hongkong, Nieuw Zeeland en andere plaatsen.

Ondanks de sterke weerstand die in Brits-Indië (India) tegen landverhuizing overzee bestond, waren velen door honger of dreigende armoede gedwongen elders een nieuw leven te beginnen. Uit een statistisch overzicht uit de jaren twintig dezer eeuw bleek ons, dat Ceylon en Malakka de grootste aantallen buiten Brits-Indië (India) wonende Hindoestanen herbergden, tezamen ruim een miljoen. In Mauritius woonden toentertijd ruim een kwart miljoen Brits-Indiërs. Daarna volgden Natal, Brits Guyana (125.000) en Trinidad met Tobago.

Men kan gerust zeggen dat Durban voor een goed deel is opgebouwd dank zij de arbeidskracht van de Brits-Indische bevolking aldaar. Er ontstond in de kuststreek van Natal een rijk landbouwgebied door de vlijt dezer immigranten. In Mauritius bezitten de Brits-Indiërs een grootgedeelte van het in cultuur gebrachte oppervlak: in 1923 was 45 percent der suikerplantages in hun bezit.

Overal waar zij kwamen toonden zij grote activiteit en brachten zij behoorlijke kapitalen bijeen. Als minderheidsgroep verkeerden zij overal in een strijdpositie. Er was concurrentiestrijd op economisch gebied, raciale tegenstelling en politiek strijd met de andere bevolkingsgroepen.

In de kolonie geboren blanken, marrons en kleurlingen poogden op grond van oudere rechten hogere lonen dan de Indiërs te bedingen. De Brits-Indiërs werden aanvaard als handarbeiders, maar men zag hen liever niet in sociaal hogergeplaatste functies, die beter betalen. Volgens de Engelsman Lord Olivier zou de West-Indische marron in sterkere mate dan de Europeaan de koelie als slaaf beschouwen.

De Europeaan, die hen onwillekeurig met het arbeidersproletariaat in zijn vaderland vergelijkt, ziet in hen arbeiders, d.w.z mensen die een hogere plaats op de maatschappelijke ladder innemen dan slaven. De marron maakt dit onderscheid minder scherp, voor hem zijn de Europese arbeiders ook slaven, loonslaven.

De in een meervoudige samenleving onvermijdelijke rastegenstellingen maken het leven der Indiërs in den vreemde soms heel moeilijk. Verschillende landen, die deze moeilijkheden willen voorkomen, trachten de Brits-Indiërs te weren.

Omstreeks 1930 was de situatie, zo dat in verschillende landen wettelijke bepalingen bestonden, die het vestigen van Brits-Indiërs onmogelijk óf uiterst moeilijk maakten. Dit was onder andere in de Verenigde Staten, verschillende Midden- en Zuid-Amerikaanse landen, Australië en Canada het geval. In Nederlands en Brits Guyana waren de Brits-Indiërs evenwel steeds welkome gasten, althans in de ogen van de planters en het Gouvernement. Na de mislukte pogingen met arbeiders van andere landaard was namelijk gebleken, dat de Brits-Indiërs goede plantagearbeiders waren, die men ook na de contractperiode nog wel aan de plantage kon binden.



Op de foto ziet men een Hindoestaanse man en een Hindoestaanse vrouw.

De immigratie van Hindoestanen in Suriname was het gevolg van een in 1872 gesloten verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië, waarbij Engeland de Nederlandse bezittingen aan de Goudkust ontving (plantagearbeiders konden daar niet meer worden gehaald!!) en Nederland het recht kreeg om in Brits-Indië arbeidskrachten voor Suriname te werven. Bovendien deed Engeland afstand van zijn aanspraken op Atjeh, waarna de Nederlanders in dit gebied de vrije hand kregen en in 1873 de Sultan van Atjeh de oorlog verklaarden.





suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: