suriname Naar Voorpagina

  


   
ONDERDELEN
BATAVIA
 suriname  Batavia 1
 suriname  Batavia 2
 suriname  Batavia 3

ONDERWERPEN
Geschiedenis
 suriname  Immigratie Algemeen
 suriname  Javaanse immigratie
 suriname  Donko's tot Guides
 suriname  Brieven v. Wetten
 suriname  Suriname bevolkt
 suriname  Slavernij
 suriname  De 20 ste eeuw
 suriname  Indianen (oorspr.)
 suriname  Paramaribo
 suriname  Albina
 suriname  Mariënburg
 suriname  Oude kaarten
 suriname  Archieven-wijzer
 suriname  Post en postzegels
 suriname  Batavia
 suriname  Goslar
 suriname  Goud-zaken
 suriname  Geld-zaken
 suriname  Het Park
 suriname  Korps Politie
 suriname  Treinen
 suriname  Forten
 suriname  Westgrens
 suriname  Samenvattingen
     ( Engels )


AFDELINGEN
  suriname Algemeen
 suriname De Douane
  suriname Telefoonboek
  suriname Bevolking
  suriname Distrikten
  suriname Reis info
  suriname Cultureel erfgoed
  suriname Geschiedenis
  suriname Foto's
  suriname Natuur
  suriname Personen
  suriname Koken / recepten
  suriname Vragen over NIBA
  suriname Wat is ANDA

     
 SURINAME  surinameAFDELINGEN - suriname Geschiedenis - - BATAVIA

 suriname . NU terug
 



  BATAVIA  en LEPRA



Inleiding

De Surinaamse riviermondingen werden reeds spoedig na de ontdekking van Amerika in kaart gebracht. De oudst bekende kaart van ons land is van de hand van Diego Ribeiro uitgegeven in 1529 en waarop de rivieren van Spaanse namen zijn voorzien. Zo werd de Coppenamerivier toen aangeduid als 'Rio Verde'. Toen Lawrence Keymis in 1596 een reis langs de 'Wilde Kust' maakte veranderde deze Engelsman in zijn reisverslag 'A Relation of the second voyage to Guiana', de namen van onze rivieren en werd de Rio Verde, de Cupanama. Op eenvolgende explorateurs en kartografen zorgden ook voor afwisseling in deze naamgeving. De Commies-Generaal A. Cabeliau, die het eerste Nederlandse werk over de geschiedenis van Suriname in 1599 verzorgde, duidde b.v. deze rivier aan als: Coupenama, Robert Harcourt noemde haar in 1613 in zijn verslag over zijn reis naar Guiana Coopannomy, terwijl de kartograaf N. Sanson in 1656 het hydroniem Copanama gebruikte. Zeer speciaal wordt de aandacht op de Coppenamerivier gevestigd in de giftbrief van Karel II uit 1662, waarin hij deze rivier als begrenzing aangeeft van het land Suriname, dat hij dan aan Lord Willoughby van Parham schenkt.

In Hartsinck's 'Beschrijving van Guiana of de Wilde Kust in Zuid-America' uit 1770, staat hieromtrent o.a.: '. . . genaamd Serrinam ook Surinam, leggende in breedte Oost en West een Engelsche myl voorbij de westelijke Boorden van de Rivier van Copenam . . .' Nog eenmaal verschijnt de Coppenamerivier uitdrukkelijk in onze geschiedenis en wel in 1684, wanneer melding gemaakt wordt van het feit dat gouverneur Aerssen van Sommelsdijck vrede sluit met 'lermes' of 'Jermes', een Cormantijnse Marrons, die als leider optrad van de eerste vluchtelingen-vestiging aan de Coppenamerivier. Hierna verdwijnt deze rivier voor 100 jaren uit de Surinaamse geschiedenis en de kartografie. De Coppenamerivier heeft n.l. in de geschiedenis van de plantagekolonie Suriname als zodanig dan ook geen spectaculaire rol gespeeld. Het duurde tot 1784 voordat deze rivier op de kaart van J.C. Heneman verscheen met op de rechteroever, ongeveer 12,5 km ten zuiden van de Saramaccamonding, een stipje, waarachter vermeld: oude Cacaogrond.

De ligging van Batavia


Deze plek langs de Coppenamerivier, door de kartograaf G. Mabé in 1832 aangeduid als Batavia, vormt het onderwerp van dit artikel. Leprozeriën Ten behoeve van de lepralijders werd in 1790 een stuk terrein aan de Saramaccarivier - die toentertijd nog niet in cultuur was gebracht - en bekend als de grond Voorburg, door Gouverneur Wichers ter beschikking gesteld. Dit melaatsen-etablissement werd in 1791 in gebruik genomen. Tegenover deze Boasi- of Leprozengrond bevond zich een militaire post met één kapitein en dertig man. Rond deze tijd werden langs de Saramacca ook plantages aangelegd. Naarmate de bebouwing en bewoning van deze rivier toenam, werd de plaats van deze inrichting ondoelmatig en zelfs schadelijk geacht, daar de lepralijders onvoldoende afgezonderd zouden zijn.

Zo zagen de kerk en het klooster er in die tijd uit.


Zo kwam men er toe de leprozen-grond Batavia aan te leggen en de melaatsen daarheen te brengen. Het eerste contingent leprozen vertrok in 1824 uit Voorburg naar Batavia. Deze inrichting bleef bestaan tot 1897, waarna het gouvernement van Suriname te Groot-Chatillon aan de Surinamerivier een nieuw etablissement voor lepralijders inrichtte. In 1895 werd door het Hoofd van de Rooms Katholieke Missie van Suriname, Mgr. W. Wulfing C.s.s.R., de Gerardus Majella Stichting aan de Gravenstraat voor lepralijders opengesteld en tenslotte, in 1899, door de Evangelische Broeder Gemeente het melaatsenoord Bethesda te Groot-Chatillon, dat in de dertiger jaren van deze eeuw werd overgebracht naar Livorno. Heeft de Coppenamerivier geen spectaculaire geschiedenis gemaakt in het kader van cultuur produkten, zij is het toneel geweest van onbeschrijfelijk menselijk leed en daarnaast ook van onovertroffen menslievendheid, betoond door o.a. Pater Petrus Donders. Over de situatie der zieken zegt, de nu zalig verklaarde P. Donders: 'De arme melaatschen, welke, eenige vrije blanken uitgezonderd, meestal slaven zijn van verschillende plantages hierheen gezonden . . . wonen allen in pinahutten met pinastroo of -takken gedekt, hetgeen eerder naar een varkenstal gelijkt, vooral van binnen . . .'

Bij Kroonenburg en Boomaars in hun werk ' De Zusters van Liefde der Congregatie van O.L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, van 1832-1922', lezen wij o.m.: 'De melaatschenverpleging in de Kolonie Suriname verkeerde tot de vijf laatste jaren der 19e eeuw in een allertreurigsten toestand. De arme lijders, door die vreeswekkende en tot heden toe ongeneeslijke ziekte geslagen, ondervonden hiervan hun wereldlijke verzorgers weinig verpleging, laat staan toewijding. Wel deden de paters Redemptoristen, die daar (te Batavia schr.) voor de zielzorg verbleven, in bijzonderheid de eerbiedwaardige pater Donders, al wat in hun vermogen was, om die nood te lenigen. In onreine vervallen hutten moesten de lijders huizen; voeding en kleeding lieten veel te wenschen over.' In de zitting der Koloniale Staten van 13 juli 1892, riep de heer Cateau van Rosevelt, Agent-Generaal der Immigratie en Statenlid, uit: 'Is dat nu het Etablissement, waar arme melaatschen, van de maatschappij uitgesloten, dag en nacht, ten gevolge dier vreeselijke ziekte aan onuitstaanbare smart blootgesteld, verzorgd moet worden?'



suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: