suriname Naar Voorpagina
Informatie over Suriname
  


   
ONDERDELEN
Foto's P. Nijdam
   suriname Inleiding
   suriname Foto-reis-deel    1
   suriname Foto-reis-deel    2
   suriname Foto-reis-deel    3
   suriname Foto-reis-deel    4
   suriname Foto-reis-deel    5
   suriname Foto-reis-deel    6
   suriname Foto-reis-deel    7
   suriname Foto-reis-deel    8
   suriname Foto-reis-deel    9
   suriname Foto-reis-deel  10
   suriname Foto-reis-deel  11
   suriname Foto-reis-deel  12
   suriname Foto-reis-deel  13
   suriname Foto-reis-deel  14
   suriname Foto-reis-deel  15
   suriname Foto-reis-deel  16
   suriname Foto-reis-deel  17

Onderwerpen
FOTOS
   andasuriname.com Fotos Algemeen
   andasuriname.com Foto Dagboek
   andasuriname.com Fotos reisverslag

   andasuriname.com Oude Fotos

AFDELINGEN
   Algemeen
   Telefoonboek
   Bevolking
   Distrikten
   Reis info
   Cultureel erfgoed
   Geschiedenis
   Foto's
   Natuur
   Personen
   Koken / recepten

     
 SURINAME  AFDELINGEN - andasuriname.com Foto's van suriname - - Foto-reisverslag Pieter Nijdam

 suriname . NU terug
 

Reisverslag

De heer Pieter Nijdam kende Suriname nog van 30 jaar geleden, toen hij als tris militair in Suriname diende. In November 2003 bezocht hij ons land weer, samen met aantal andere ex-tris militairen. Hij maakte de foto's.

Met het gezelschap van de heer Nijdam reisde ook Emmy Reyngoud mee, die zelf voor het eerst Suriname bezocht en van deze bijzondere reis met haar eigen ervaringen, een geschreven verslag maakte.

Noot van de redactie
Dit is een verslag met Nederlandse nuchterheid, van iemand die voor het eerst Suriname bezoekt samen met ex-tris militairen die meer dan 30 jaar geleden in Suriname hebben gediend en terug gaan om goede oude herinneringen op te halen.


Zondag 2 november 2003.

Deze dag vertrokken we voor een reis van ruim 2½ week naar Suriname.
Het was een groepsreis.
De groep bestond uit 13 TRIS-militairen.
Elf mannen (Jos, Jo, Willem, Gert, Eibert, Bas, Karel, Anton, Rob, Peter en Sjaak) zijn van één peloton en hebben in 1971 in Suriname gediend op verschillende plaatsen. Zij onderhouden tot op de dag van vandaag contact.
Pieter is van een vroeger jaar, hij kent enkele mensen van de groep.
Hans is een oudje. Hij was in 1961 in Paramaribo gelegerd en heeft de andere kazernes niet of nauwelijks gezien.
Er waren slechts drie vrouwen in het gezelschap. Jos had zijn vrouw Toos, Karel had Edith, en Hans had Emmy mee.

Op Schiphol was het even moeilijk om Suriname Airways te vinden, maar het lukte. Er stonden rijen mensen voor de balie te wachten. We vlogen met een grote Boeing 747, met ruim 400 passagiers. Onze koffers werden ingesealed, vanwege de drugs. Het is altijd leuk om wat rond te lopen en tax-free te kopen op Schiphol. We zaten op tijd op onze plaatsen in de Boeing; hij vertrok echter 1½ uur te laat. We hoorden van narigheid met een transportband of zoiets. Om 13.10 gingen we eindelijk de lucht in, 9 uren vliegen voor de boeg. We zagen Engeland en Ierland en daarna veel zee en wolken.

Twee uur voor aankomst kwamen in een luchtzak terecht. Het vliegtuig donderde effen naar beneden, zelfs twee maal. Er ging een ‘oooeeei’ door het vliegtuig. De stewardessen gingen paniekerig gauw opruimen, kastjes vastzetten en zitten! Eén kreeg het niet goed voor elkaar. Toen ze klaar was, was alles voorbij. We hoorden van een stewardess dat dit de eerste keer was, dat ze dit meemaakte in haar 4-jarige carrière, dat hadden wij weer!

Suriname

Om 18.08 plaatselijke tijd (4 uur vroeger als in Nederland) arriveerden we op Zanderij. Suriname verwelkomde ons met een prachtige zonsondergang en een vochtige warmte. Ik kreeg de zonsondergang niet op de foto, want de lens besloeg telkens. Toen we met onze bagage buiten kwamen was het donker en stond onze gids Lionel voor de komende weken, op ons te wachten. Met twee busjes bracht hij ons naar de Naks in Lelydorp. Links verkeer, alle auto’s richting Paramaribo, hard rijden, vaak inhalen leverde ‘oei’ geroep op in de bus. Halverwege een tètú, politie naast ons, stop! Waarom de chauffeur zo hard reed; hem werd aangeraden rustig te rijden.

Op de volkshogeschool werden we verwelkomd met zoete limonade en een dans- en tamtamgroep. Er dansten ook twee kinderen mee, leuk. Na wat droge rijst en natte soep, zakten de mannen nog even door met hun eerste Joggo’s, of te wel Parbo biertjes. Ze kennen elkaar van haver tot gort, namen elkaar op de hak, de grappen waren niet van de lucht en ze lachten om alles. Dat hielden ze deze weken vol.

De volgende dag brachten we een bezoek aan de Memre Boekoe kazerne in Paramaribo. We zagen nu Suriname bij daglicht. Er zijn nog wat kantoortjes. We mochten geen militaire objecten fotograferen; ik kon ze niet eens vinden.

De soldaten hingen wat, zwommen, biljartten en sjoelden. De mannen hadden commentaar en probeerden hun slaapplaatsen te vinden. Daarna gingen we naar de vreemdelingenpolitie, waar we in de hitte wachtten en nog eens wachtten.

Daarna wisselden we onze Euro’s voor Surinaamse guldens bij een Cambio. We waren miljonairs. 1 Euro levert ƒ3155,- op. Met stapels biljetten gingen we weer. Bij Het Vat aten we een sateetje en waren toen ‘vrij in beweging’. We zwierven door de stad, gingen via de Palmentuin naar de Waterkant, de Jodenbreedstraat, de Gravenweg, enz. Met het openbaar vervoer (oude busjes, doch veel en vaak) reden we terug naar Lelydorp, alwaar we eenvoudig aten; niet denderend. ’s Avonds genoten we van de verhalen van de groep en vloeiden de Parbo’s.

Dinsdag 4 november  

Citytoer. Te laat (politiecontrole of zoiets) reden we met een busje met airconditioning, die het niet deed of te veel benzine gebruikte, naar Paramaribo. We kwamen langs het industriegebied en langs Schiphol, een startplaats van tot bussen omgetoverde containerwagens. Je zaagt er ramen in, zet er stoelen en vracht in en rijdt (vliegt), kuil of geen kuil, het binnenland in.

We gingen naar Fort Zeelandia, een goed gerestaureerd geheel, waar de december-moorden hebben plaatsgevonden. De gebouwen in de buurt behoorden tot de militaire gebouwen, een bewaakster vond dat we ons er te lang ophielden.

We reden naar de brug over de Surinamerivier. Een hoge, goed gebouwde brug, waarover alleen auto’s mogen, een zegen voor de producten van de overkant. Lionel zei ons, dat er helaas geen tol geheven werd, waardoor er straks geen geld zal zijn om de brug te onderhouden. Aan de overkant is de Veerplaats nog steeds een druk punt. Veel lopende, fietsende of brommende mensen laten daar hun vervoermiddelen staan en gaan met kleine bootjes naar de overkant.

Later reden we langs de kathedraal, een houten gebouw dat ook dringend een verfje nodig heeft, we zagen de synagoge met daarnaast de moskee en we bekeken een mooie hindoetempel. Toen reden we door het getto, een arme gevaarlijke wijk. De wijk heeft erbarmelijk slechte huizen.

Even daarna kwamen we in een gegoede wijk, met grote huizen. Velen hebben wachthuisjes bij het hek. In deze wijk woont o.a. het ambassade personeel. De gehele wijk wordt bewaakt. Daarna snackten we wat in Het Vat en waren weer ‘vrij in beweging’. Aan het eind van de middag vond de groep elkaar weer. We gingen ‘en block’ in een busje terug naar Lelydorp. Toen er onderweg een man instapte, schrok hij en zei: ‘óoh allemaal witmannen’. ’s Avonds is het heerlijk buiten, de parbo’s werden aangevuld met rum-cola’s. Er werd aardig wat gedronken, maar ik merkte niet dat de mannen er last van hadden.

Woensdag 5 november

Woensdag hadden we een vrije dag. We gingen gezamenlijk naar Paramaribo, naar het adres van een Nederlands meisje. Zij verhuurt fietsen en wilde met ons voor 25 euro p.p. een fietstocht maken, inclusief lunch en drinken. We fietsten links (even wennen), door Paramaribo en kwamen bij de veerbootjes. De fietsen gingen in de ene boot, wij in een andere boot; iedereen stootte zijn hersens aan de overkapping. Jos zat rechts in de boot: boot hing scheef. Jos naar links in de boot: boot hing andersom scheef, dan maar in het midden: boot recht.  Toen we voeren schrééuwde de stuurman plots dat we allemaal binnen moesten komen zitten. Hij zag aan de overkant een politieboot en binnen zitten was verplicht.

Aan de overkant fietsten we over de zandpaden langs veel huizen. Hier woonden de Javanen en ze zwaaiden naar ons. Bij een sluisje in een gewezen irrigatiekanaal stonden mannen in de prut. Ze haalden vis uit de modder en gooiden ze op de kant (kwie-kwie’s ?).

We reden verder en we kwamen bij een oude koffie- en cacaoplantage. Het verlaten plantagehuis zag er slecht uit. We gingen met een Javaanse jongen toch naar boven, het huis wiebelde wat. Anton en Eibert schrokken van een paar vleermuizen en ik zakte met één been door de vloer. We waren snel weer beneden. Gelukkig had Toos betadinezalf bij zich, waarmee ze mijn opgelopen schaafjes insmeerde. We fietsten over een karrenspoor door de busch- busch weer verder. Leuk, je komt zo op plekken, waar je anders niet zou komen.

We aten wat in een restaurantje en hebben vreselijk gelachen toen eerst Pieter en later Jos door de iele plastic stoeltjes zakten, dat heb je met die grote, weldoorvoede Nederlanders. Via Het Vat belandden we weer in Naks.  (NAKS – Na Arbeid Komt Sport,  welke arbeid? )

Donderdag 6 november 

  Op tijd!! om half negen kwam Lionel ons halen met die geweldige bus. We gingen naar Nieuw Nickerie, ongeveer 250 km. Nabij Paramaribo was de weg slecht, de chauffeur stopte voor iedere kuil. 20 Km verder werd de weg beter. We reden langs Groningen en Calcutta, met wat landbouw en veeteelt, naar de Coppenamebrug. Er was een kleine nederzetting bij de vroegere veerplaats, maar de mensen trekken weg. De mensen die er nog zijn vissen veel op de rivier, roken de vis en verkopen ze.

Over de rivier ligt Coronie, een palmengebied, waar men kokosnoten kweekt. Totness, het hoofddorp, heeft wel oude verwaarloosde huizen, maar het is er niet zo’n rotzooi. Een van de bewoners werd boos omdat hij niet op de foto wou. Hier wonen nakomelingen van de slaven. Even verder zagen wij rechts van de weg veel dode bomen staan. In dit gebied rukt de Oceaan op en de bodem verzilt. De weg fungeert als dijk.

Nog verder begon de rijstcultuur. Er waren grote velden, die de mensen aan het platbranden waren, om ze straks onder water te laten lopen en rijst te zaaien. Grote verwerkingsschuren staan op de velden. De rijstcultuur is in handen van de Hindoestanen. Hier wordt gewerkt, in tegenstelling tot Paramaribo. Hier en daar stonden ook wat koeien of ossen met in hun nabijheid de witte reigers. Nieuw Nickerie is een vierkant dorp, vol Hindoestanen. Hans wou een verjaardags-cd kopen, die ter plekke werd gecopieerd. Tegen zevenen rukten de muskieten op. We gingen bespoten en geheel gekleed uit eten in een Javaans restaurant, heerlijk. Ons hotel, Residence Inn is prima, lux in vergelijking met Naks, helaas zonder zwembad.

Vrijdag 7 november

Vrijdag gingen we naar de kazerne alhier. Voor Lionel ons aankondigde, deed hij zijn gouden oorbellen uit, daar houden militairen niet van. De commandant stelde zich voor als ‘Bouterse’; het was even spannend, lachen we of niet! Hij deed interessant, maar had niet veel te vertellen. (Later hoorden we dat hij een neef van ‘Desi’ was, hij leek ook nog op hem).

Tijdens de rondtocht zei een meelopende commandant dat hier een rotzooitje was. Hij had een scheur in zijn broek en er was niet eens geld voor een nieuwe. Er zijn hier ongeveer 60 soldaten, we zagen er maar 10. Ze bewaken de grens met Brits Guyana, daar maken ze heibel over. Er staat één machinegeweer en er wonen heel veel muskieten in het gras.

Na deze herkenning gingen we even naar de markt en spraken daar een Hindoestaan, die vond dat Nederland geen ‘goede moeder’ is geweest voor Suriname. Het zou nog 200 voormannen moeten sturen om het land op te bouwen. Dat ze zelf eens moeten leren organiseren, komt niet in hun op.

Tussen de middag aten we Rotti, een opgevouwen pannenkoek met iets er in. Toen gingen naar firma Manglie. We zagen bergen rijst, die machinaal schoongemaakt, gepeld, gepolijst in zakken terecht kwam. Hoeveel rijstvelden heb je hier voor nodig? En…pak die weg eens aan! De vrachtwagens moeten hotsend en klotsend hun rijst wegbrengen.

Miljonair Manglie zal wel veel touwtjes in handen hebben in dit land. We gingen nog even naar de zeedijk, waar de Corentijn rivier in zee uitkomt. Er waren bootjes die jou en je vrachtje illegaal overzetten naar Brits Guyana of terug. Er is een aardige boterham mee te verdienen.

De volgende dag reden we met een noodvaart terug naar Lelydorp. Lionel had drie kleine zangvogeltjes gekocht, die hij wil leren zingen om straks aan zangwedstrijden mee te kunnen doen. Het kooitje stond voor in het busje. In Totness kocht hij nog een maaltje kwie-kwie’s voor thuis. In de bus probeerde hij ons aan het zingen te krijgen; de mannen moesten nog wel Surinaamse liedjes kennen en inderdaad, ze zongen: ‘Paramaribo, wat ben je diep gezonken, in de Maagdenstraat geen maagden meer’, enz. Loinel zong: ‘Lolo mi boto’, maar dat kenden we niet. ’s Avonds regende het pijpenstelen en we wilden niet wéér bij Naks zitten.

Toen het busje kwam dat de andere groep thuis bracht, stapten wij in om naar het Casino te gaan. Toen we naar binnen wilden was er even twijfel of wij er wel in mochten met onze korte broeken, nou ja, vooruit dan maar! Het was leuk. Wij hebben allemaal ons best gedaan, maar toch onze inzet na kortere of langere tijd weer verspeeld. Jo, Karel en Eibert hebben hun best gedaan met Black Jacken. Eibert ging met 30 Euro naar huis.

Zondag 9 november

Zondag waren wij een dagje ‘vrij in beweging’. De ene helft van het gezelschap ging naar Toranica, een heerlijk tropisch zwembad in Paramaribo, de andere helft naar Zanderij. De mannen mochten onaangekondigd in de kazerne kijken en liepen naar de militaire Cola-kreek. Ze liepen bij elkaar 8 km en wilden met de bus terug. De bus zou zo komen,  of over een kwartiertje,  of later,  misschien kwam hij niet,  dat zou ook nog kunnen. De mannen hebben na uren wachten maar een taxie genomen, die hen vliegend heeft weggebracht. Met ‘busje komt zo, busje komt zo’ kwamen ze terug.

De directrice van onze reisorganisatie was op het terrein om te vragen hoe we het maakten. Er ontstond een moeilijk gesprek over de voorlichting van de tour, het eten bij Naks enz. Toen ze weg was, klaagden we nog even door, wat ook niet prettig was.

Maandag 10 november

Maandag gingen we naar Albina. De bus was wat later, ‘busje komt zo’, Lionel moest nog wat regelen, de tas van de directrice van onze reisorganisatie, met agenda en paspoorten van klanten was uit haar auto gestolen. Lionel had een vogeltje mee. Het moet mak worden en tegen reuring kunnen. We reden naar de Commewijne rivier. Uit deze streek komt Lionel. Hij hing zijn vogeltje aan de brug. Zijn familie zou het komen ophalen.

We reden langs de bauxietmijnen, het dorp Moengo, zagen een dennenaanplant voor papierproductie, die nooit op gang is gekomen, het witte zand van de savannen en de Indianendorpen. De weg was slecht met golven en gaten en erg rood. De strijd in 1986 schijnt hier vooral gewoed te hebben. Er zijn dorpen weggevaagd en de weg was (en is nog steeds) opgebroken.

Albina ligt aan de grensrivier, de Marowijne, met Frans Guyana. We aten er, wachtten er tot we een ons wogen, keken er wat rond, konden niet in het legerkamp terecht, de commandant was aan het vergaderen (morgen half 11) en gingen met kleine korjalen in 2 groepen naar de overkant, naar St. Laurant du Maroni in Frans Guyana. De tweede groep liet lang op zich wachten, maar kwam toch. Lionel kwam er nog achteraan.

Het stikte er van de mannen, die graag wat voor je wilden doen ( tegen betaling ). Het verkeer reed rechts. We sliepen daar in het Star-Hotel, alwaar we even lekker konden zwemmen, we kregen overigens een flinke bui. We aten goed in het naastgelegen Chinese restaurant en ’s avonds dronken we cappuccino met slagroom en koffielikeur en de nodige Parbo’s op het terras van een gezellige tent.

Dinsdag 11 november 

  Star-Hotel. Ontbijt naast het zwembad, met Frans stokbrood, weer eens wat anders. Daarna naar de gevangenis, Bagneau du Deportation. De Fransen die soms voor kleinigheden veroordeeld waren kwamen hier terecht. De ergsten werden naar Duivelseiland gedeporteerd. In deze gevangenis zijn de opnames gemaakt voor de film ‘Papillon’. In St. Laurant was het rustig, vanwege één of andere feestdag, het was er netter dan in Suriname, maar daar leeft het meer.

We voeren met twee boten weer terug naar de overkant. Jos en Toos zaten ieder apart in een boot, het commentaar van Jos was, ‘als er met jouw wat gebeurt, ben ik er tenminste nog’. De boot van Toos ging regelrecht naar de overkant, onze boot met Jos in ons midden kreeg midden op de rivier motorpech. Daar lagen we dan, we dreven langzaam maar zeker terug naar ons startpunt. Na wat gepruts en hulp van een andere boot en een stoot van een elleboog tegen mijn hoofd om de motor weer op gang te krijgen, kwamen we bij de anderen aan, die het hele tafereel vol leedvermaak hadden bekeken. Toos had de dag van haar leven.

In Albina mochten we even door het legerkamp lopen. Daar was nog een slaapzaal in gebruik, zoals hij er 30 jaar geleden uit heeft gezien. Het was een klein kamp met 40 soldaten. Op de terugweg reden we even door Moengo, waar het hoofdkwartier van Ronnie Brunswijk is.

Als Bouterse straks president wordt, kon het best nog wel eens spannend worden. Ronnie heeft hier nog steeds aanhangers. Onderweg bestudeerde ik de vegetatie; pindaplanten, groot pijlkruid, reusachtige bamboestruiken en leuke palmen met dunne stammen en fijne groene bladeren, die naar beneden hingen, enz. Onderweg moest Lionel nog even zijn vogeltje bij zijn familie ophalen. Toen we Paramaribo naderden goot het van de lucht. De wateroverlast in de stad was groots, de riolering deed het niet. We aten heerlijke soep met ei bij Het Vat en gingen toen weer naar Naks. ’s Avonds zaten bij elkaar met de Parbo’s.

Woensdag 12 november  

We werden gehaald (busje komt zo) voor een dagje hangen bij de Cola-kreek. We kwamen langs het oude treinstation. In het verleden vertrokken hier de goudtreinen die de jongens naar het Brownsberg-kampement ver weg de busch-busch in brachten. Er was weinig meer van over, een paar treincoupés stonden te verroesten en de daken van de perrons kwamen ongeveer naar beneden, de rails bestond niet meer. Het belachelijke was dat de 4 mannen, die in een open wagon zaten te kaarten, nog in dienst waren van de Surinaamse spoorwegen, evenals een vrouw ergens in een kantoortje. Lionel vertelde dat er iemand (fa. Loover) was die het zaakje wilde herstellen en er een toeristenattractie van wilde maken, maar hij kreeg geen toestemming van de regering. Zo gaat het hier met veel zaken.

We wilden het Zanderije-kampement bezoeken. We mochten er niet in. Dan maar rechtdoor naar de burger Cola-kreek. De zandbodem staat vol met rieten afdakken, waar de dagjesmensen kunnen recreëren. Het water van de kreek is door de mineralen van afgevallen bladeren bruin als Cola. We hingen er werkelijk wat rond, het water lokte niet erg aan tot baden, toch durfden o.a. Sjaak, Eibert en Gert het aan. Lionel had zijn oudste zoon Rodger mee. Hij voetbalde energiek. Lionel had de oppas, zijn vrouw stond voor de klas en Roger had een dagje vrij. Ook Roma van Sun en Forest was mee. Zij wist met Lionel en Jos een heerlijk middagmaal te bereiden (kunnen ze bij Naks nog wat van leren). Om 3 uur zouden we weer verzamelen om terug te gaan, maar om even voor 3 ging Lionel nog met zijn zoon het water in. Hij moest zich dus in ons midden aankleden. Zijn commentaar: ‘Nou, ik heb niks te verbergen, hoor’, lokte bij Roma ‘Oh, wat een kleintje’ uit en een lachsalvo. Het avondeten in Naks zorgde voor veel rumoer. Het was het zoveelste summiere menu: macaronipap met kippenafval en witte rijst. We hebben wat gegeten, maar al gauw kwam er een reactie. Sjaak zei dat het geen eten was en dat de kokkies maar eens van hun ‘luie reet’ moesten komen. We zijn met zijn allen opgestaan en weggelopen. Het commentaar en de boosheid was niet van de lucht. De baas wilde wel patat voor ons halen, maar wij hadden het gezien. Rob heeft directrice van de reisorganisatie gebeld en we zijn in het dorp gaan snacken.

Donderdag 13 november  

Naar Brownsberg. We wachtten tot half 10 (1 uur te laat), de groep werd balorig, ze gooiden en voetbalden met kokosnoten. Eenmaal op weg reden we door Parra naar het district Broccopondo. De weg is verhard met bauxietaarde, heeft veel kuilen en een wasbord oppervlak. We reden, een soort ‘slender you’, langs de bauxietmijnen en het verwerkingsbedrijf ‘Suralco’. Langs de weg lopen hoogspanningsleidingen, die van de Brokkopondodam komen in het Van Blommesteinmeer. De auto’s zochten zigzaggend, roodstoffend, kuilen ontwijkend hun weg naar Afobaka. Het landschap werd wat glooiender en we stopten even voor een mooie tafelboom. We reden langs de woongemeenschap ‘Brownsweg’. Daar zijn mensen ondergebracht,die voorheen op de plek van het stuwmeer woonden. We kwamen ook langs weggetjes en plekken, waar goudzoekers hun best deden.

We bestegen met de bus de Brownsberg over een smal rood pad. Boven is een plateau met wat huizen. Wij werden ondergebracht in een onderkomen met 4 vierpersoons slaapkamers. Enkele mannen gaven de voorkeur aan een hangmat. Later ging Lionel met ons naar de Leowatervallen. We liepen langs een uitzichtspunt: mijlen ver alleen maar jungle, op de kale plekken waren goudzoekers bezig. Via een steil pad kwamen we bij een watervalletje met weinig water, vanwege de droge tijd. De terugweg was even zweten, de sterken onder ons gingen nog naar de Irenewatervallen. Op de terug zagen we nog een stel brulapen hoog in de bomen, prachtige roodbruine beesten. Toen we wat dronken op het terras kwam er een filmploeg van de BRT. Ze wilden opnamen maken van het voor ons liggende meer en wij moesten fungeren als filmsterren. Het was voor Vlaanderen Vakantieland en het wordt 3 januari 2004 uitgezonden. Niet vergeten!!  De avond brachten we door met de meegebrachte Parbo’s en rum-cola’s. Jo dacht, ik zal die stijve Emmy aan de drank krijgen, het lukte hem aardig. Rum-cola is lekker. Hij vond het zelf ook lekker, hij heeft, voor hij sliep nog een hoop herrie gemaakt en alle slaapkamers bezocht.

Vrijdag,14 november 

  De zonsopgang boven het Van Blommesteinmeer is beroemd. Ik stond vroeg op. Maar het viel zwaar tegen. Wel steeg er veel damp op uit de jungle, maar er waren te veel wolken. Het had die nacht flink geregend. De mannen in de hangmat hadden het koud gehad. We ontbeten, keken wat rond, zagen een boommarter en de brulapen gaven nóg een voorstelling. We gingen weer op pad en reden over de rode ‘slender’ weg naar Atjoni. Het was er heet. Iedereen begon meteen te smeren. Onze bagage verdween in een korjaal, keurig met een zeil erover, wij in een andere korjaal. We moesten zwemvesten aan.

We voeren over de brede Suriname rivier door de jungle, langs allerlei plaatsen, waar mensen in de rivier bezig waren. Prachtig! Na 40 minuten kwamen we aan in Jaw Jaw, een dorp met boslandcreolen. Ze hebben prachtige kinderen, die er voor gingen staan, toen we ze wilden fotograferen. We keken rond. Er lagen veel stenen in de rivier, makkelijk voor het baden. De rivier had weinig water (zeggen ze), dus staken er aardig wat stenen boven water uit. De creoolse vrouwen deden er hun was en de vaat. De kinderen speelden en zwommen in het water. De mannen bemoeiden zich met hun korjaal. De vrouwen liepen met de bakken met was en vaten op hun hoofd en hun kind op de rug. Ze dragen wel westerse kleding, maar toch ook heel vaak hun traditioneel geborduurde omslagdoek. Ik heb niet gedacht dat ik dit ooit van nabij zou zien.

Ons 5-sterren hotel is een huisje met boven en beneden 5 bedden, voorzien van een klamboe. Eigen gemaakte bedden, allemaal verschillend van maat, met planken er in. De w.c. stond achter ons huis. Hij had wel een w.c. pot, maar doorspoelen deed je met een emmer water. Jezelf wassen deed je in de rivier. Er was wel een elektrisch lampje, gevoed door een aggregaat. Om 6 uur ’s middags ging het licht aan, om 11 uur weer uit. De draad zat gewoon met 2 losse eindjes in het stopcontact. ’s Nachts kregen we een olielampje voor de deur. Kokkie Roma kookte goed, de meegebrachte Parbo’s vonden ook hun weg. Lionel maakte ’s avonds met veel moeite een kampvuurtje en vertelde ons dat er een man van het dorp was overleden door een vallende boom. We hoorden trommels in het donker en korjalen gingen met een klein lichtje de rivier op voor een of ander ritueel. We mochten de mensen in het dorp niet fotograferen, daar houden zij niet van (geloof?). Je filmrolletje zou wel eens onbelicht kunnen zijn, of zoiets. Hij vertelde iets over de gewoontes en cultuur. Toen hij uitvertelt was bleven we rustig zitten en verdwenen na een poosje onder de klamboe. Er was overigens een ongeëvenaarde sterrenhemel boven ons hoofd, er is geen lichtvervuiling in de jungle. Ik kon de bekende sterrenbeelden niet meer vinden. En waar is de Poolster? Daar voeren de schepen toch op? We zitten nog steeds op het noordelijk halfrond.

Zaterdag 15 november

  We stonden vroeg op en wasten ons zo goed en zo kwaad als het ging in de rivier, ik maakte natuurlijk weer een schuiver over de stenen, gevolg een schaaf op arm en knie. Jos, Eibert en Sjaak hadden hun hengel mee en gingen na het ontbijt vol goede moed vissen; kippenvel moest je aan je haak doen, zeiden ze. Gister hadden ze het ook al geprobeerd met stukjes piranha, maar dat lukte niet zo goed. De rest van de groep ging met Lionel een wandeling maken door het dorp Jaw Jaw. De mensen kennen hem allemaal, hij maakt overal een praatje.

We liepen verder over het pad en kwamen in een naburig dorp terecht. We liepen door een poort naar de rivier, mannen rechts, vrouwen links of toch andersom? Zittend op een boomstam keken we naar de bezigheden van de boslandcreolen. Twee vrouwen sleepten een doek over de grond van de rivier, de kinderen haalden de visjes er uit. Toen het niet meer lukte zette een van de vrouwen een hengeltje in de grond om zo vis boven water te halen. Het lukte en ze kreeg ons applaus. Ze smeet de vis met een klap op de kant om hem te doden.

Op de terugweg deden we het winkeltje van Harry aan. Hij had een aggregaat buiten staan voor zijn koeling en had wat limonade voor ons. Daar zaten ook de vissers, die het vissen inmiddels voor gezien hielden. De vissen wilden niet bijten.

’s Middags maakten we nog een tocht met een korjaal, landinwaarts. Bij een stroomversnelling stapten we uit en liepen nog een stukje over een smal pad naar een toekomstig vakantiedorp. De exploitant was al 10 jaar bezig om ergens een handtekening van de regering onder te krijgen, maar het wilde niet lukken. Hij werkt nog wel aan het dorp. Zittend op de stenen zagen we4 andere korjalen met moeite de stroomversnelling passeren. Toen we terug waren gaven een paar jongetjes een demonstratie kickboksen. Het werd wat al te fanatiek en Bas riep: ‘Stop, dit vindt deze man niet leuk meer!’ Het werkte.

De vissers gaven hun hengels aan de dorpsjeugd. Er ontstond een fikse ruzie. De grote jongens wilden ze annexeren. Ik geloof dat Lionel zich er mee heeft bemoeid. Roma had soep met ei gemaakt, lekker, maar niet echt genoeg. Na het eten begon het wat te flitsen. Een poosje later barstte een bui los, die de hele avond duurde en een mogelijke dans en muziekvoorstelling in de war stuurde. Gelukkig hadden we nog even genoten van een kinderfestijn. We hoorden wat getrommel en zijn even gaan kijken. Het was al donker. Er waren kinderen bezig. Eén kind begon, de anderen antwoorden en het ritmefeest ontstond. Ze hebben het in hun botten. Leuk. Toen het begon te spatten, hielden ze er meteen mee op. Onder ons rieten dak moesten de drankjes en parbo’s die er nog waren, opgemaakt worden. Alhoewel…ik moest er niet aan denken dat ik deze nacht uit mijn klamboe in het pikkedonker door de blubber naar de w.c. zou moeten. Anton dacht ook zo, maar Jo doorkruiste die gedachte. Hij bleef ‘Proost Anton’ roepen en Anton moest wel mee proosten. Hij werd zelfs aangemoedigd met gezang: ‘Ja, ja, je kan me de zak opblazen…’en later ‘Ich bin Anton aus Tirol…’enz.

Maandag 17 november 

  ‘Een dagje vrij.in beweging’. Met de hele groep zijn we naar Paramaribo gereden. Daar ging ieder zijns weegs. We hadden allemaal wensen: de markt bekijken, cadeaus  kopen voor de thuisblijvers, enz. Het was er gezellig druk.

Paramaribo is ondanks de verwaarloosde indruk een levendige stad. Thuis zitten de meeste op hun achterste of hangen wat rond, lijken niet te hoeven werken, maar in Paramaribo loopt iedereen.

Er zijn twee markten, een Creoolse en een Hindoestaanse, met heel veel etenswaren, kleren, enz. Om 1 uur waren we bij Het Vat voor de lunch. Een aantal waren al aardig geslaagd met hun inkopen. Sjaak had een schilderij gekocht met het opschrift: ‘jullie praten wel over mijn drinken, maar niet over mijn dorst’. En een T-shirt met: ’When I die and heaven don’t take me, bring me back to Suriname’, of zoiets. Jos had kousenbandzaad gekocht voor zijn groentetuin.

Bas was zo goochem om geld te wisselen bij goochelaars op de markt. Nadat hij het keurig kreeg voor gerekend op een machientje en alles werd uit geteld bleek hij achteraf toch ƒ150.000 of te wel 50 Euro te kort te hebben gekregen.

Na de lunch gingen we verder met onze inkopen. Sjaak kocht 2 bosjes bloemen voor Toos en Edith, omdat ze in dit mannengezelschap zoveel te verduren hadden. Ze liepen er de verdere middag mee in hun handen. Hij had ook nog een T-shirt met “Somebody in Suriname loves me’. Volgens mij bedoelde hij daar Jo mee, want het was een uniek stel.

Ik vond 2 popjes in Surinaamse kledij voor de kleindochters en gekopieerde Surinaamse muziek ‘dimi jere joe fri jarie’, Anton gouden oorbellen voor zijn vrouwen thuis en Bas zilveren bellen, enz.

Anton was nog bij een Surinaamse collega geweest op het belastingkantoor. Hij vertelde dat 60% van de mensen geen belasting betaalt. Bij de rest zijn bedrijven die geen winst maken en dus niet hoeven te betalen.

De belastingdienst heeft haast geen computers en geen auto, dus controle is niet mogelijk. De staat heeft dus geen geld. ’s Avonds bij Naks hadden de mannen nog een verrassing voor Eibert. Hij moest voor het front komen en kreeg een toespraak van Anton, dat hij in dienst al heel veel van de vrouwtjes hield en daarin nog niks veranderd was. Hij moest zijn shirt uittrekken en zijn ogen dicht doen. En hij deed het ook nog. Hij kreeg een nieuw T-shirt over zijn hoofd getrokken. Toen mocht hij zijn ogen open doen en voorlezen wat er op stond: ‘Ik ben lelijk, maar ik kan lekker wippen’. Hij meesmuilde wat. De laatste parbo’s uit de koelkast moesten deze avond nog op, want vanaf morgen zouden we nog 2 dagen in het Eco Resort verblijven in Paramaibo.

Dinsdag 18 november  

De Commewijnetocht. Toen Lionel ons met de bus kwam halen vertelde hij dat we niet zouden gaan varen, maar de tocht met de bus zouden doen. Als reden gaf hij op, dat een plensbui in een bootje niet lekker is en het heeft nog wel eens gegoten de laatste dagen. Het bleef overigens prachtig weer die dag. Algemeen gemopper in de bus, sommigen waren dan liever in Paramaribo gebleven, maar we gingen toch op weg.

We reden over de brug door Meerzorg, waar de Javanen wonen, die als contractarbeiders vanaf 1885 naar Suriname werden gehaald. Hun huizen en tuinen zien er wat beter verzorgd uit. We reden langs de Suriname rivier. De rivier heeft hier en daar stukken van de weg weggespoeld, zodat de bus ook dit keer weer hobbelend zijn weg moest zoeken.

We kwamen bij Ford Nieuw Amsterdam, waar veel Trissers zijn geweest. Het fort is nooit echt in bedrijf geweest. Direct toen we uit de bus stapten, werden we al lek geprikt door de muskieten. De anti muggen spuitjes kwamen weer te voorschijn. We bekeken het simpele openluchtmuseum, zagen de officiersgebouwen, de kanonnen uit 1940, Lionel liep rond met zijn vogeltje in zijn kooitje. We maakten dat we weer in de bus kwamen, de muskieten hadden het op ons voorzien.

Een stukje verderop hield Lionel een lijnbus aan en gaf de mensen die geen zin hadden om nog verder mee te gaan gelegenheid om naar Paramaribo terug te keren. Moeilijk, maar wel te begrijpen. We waren ook allemaal een beetje moe en het busje hadden we ook wel gehad. De rest ging verder. We aten heerlijk van een meegebracht buffet op de binnenplaats van een lager onderwijs internaat.

We bekeken de oude suikerrietplantage ‘Mariënburg’, waar geen suikerriet meer te vinden was. De suikerfabriek stond er nog wel, maar was in een zeer slechte staat. Hans stond te zwijmelen bij een grote, oude, roestige draaibank, die je zo in een museum kon zetten. Verderop stonden twee mannen staal weg te zagen dat ze nog konden gebruiken. De bestelwagen stond voor de deur. We reden nog langs de barakken waar de Javanen woonden en nog wonen en gingen terug naar Paramaribo. Daar liepen we nog wat rond en zorgden er voor dat we om 5 uur bij het hotel waren om in te checken. Lekker nog even in een luxe hotelkamer. We aten aten bij Het Vat en bleen daar ’s avonds hangen. Het bleek dat de muskieten met hun geprik ons danig te pakken hadden gehad.

Woensdag 19 november 

  Een dag ‘vrij in beweging’. Dat werd voor een ieder ’struinen’ in Paramaribo of heerlijk relaxen in zwembad Tropicana. Wij zijn nog naar het museum in Fort Zeelandia geweest, een mooi museum. Pieter, Gert en Rob ook, we dronken iets op een terras toen een Nederlandse mevrouw ons vroeg of wij een antibioticumkuur bij ons hadden. Zij had haar been bezeerd en de wond was gaan ontsteken. Die medicijnen hebben ze dus niet in Suriname.

Hans en Anton sparen munten en zij wilden nog wat munten op de kop tikken, hoewel ze nu niet meer in omloop zijn. De mannen probeerden bij de Surinaamse Centrale Bank een setje te krijgen, maar de lokettiste zei dat ze een briefje moesten schrijven aan de bankdirecteur (stel je voor dat je de directeur van de Nederlandse Bank moet vragen om een setje munten, hij heeft wel wat anders te doen!).

Op de markt hadden ze meer succes. Verschillende vrouwen hadden in hun stalletje een potje munten staan. Daar hebben ze diversen  uitgezocht. We zwierven nog wat door de stad en iedereen kwam iedereen tegen. Pieter en Anton hadden prachtige indiaanse, uit stukjes hout gesneden poppen gekocht.

’s Middags om half 5 verzamelden we ons weer bij Het Vat. De voetbalwedstrijd Nederland – Schotland werd uitgezonden (half 9 Nederlandse tijd). Het Vat had een groot T.V.-toestel buiten gezet. De hele groep kwam kijken. Gezellig om zo met elkaar bijeen te zijn, mede omdat Holland met 6-0 won.

’s Avonds hadden we een culturele afscheidsavond buiten bij Het Vat. Er kwam een stel indianen, die dansten en zongen, niet erg afwisselend overigens. Er was ook een goed verzorgd buffet; we hebben heerlijk gegeten. De groep aan het eind van de tafel vervolgde de avond met zang, heel veel liedjes en songs kwamen voorbij. Het was ook zo heerlijk buiten. De volgende avond zouden we vliegen, de avond daarna met truien aan in de verwarmde huiskamers zitten, niet voor te stellen!

Donderdag 20 november  

Nog één dag. We keken nog even in de stad. We liepen nog eens langs de Rivierkant, de Maagdenstraat, bekeken de winkel met het Indiaanse houtsnijwerk, kochten 5 Surinaamse bloemen, zo verpakt dat we ze mee konden nemen.

We zwommen nog even in Tropicana, het water was warm, je friste er niet eens van op, maar het was wel lux. Een steward en een paar stewardessen, die ons tijdens de vlucht zouden verzorgen, waren er ook. ’s Middags half 2 zaten we gezamenlijk in de lounge van het hotel te wachten op de bussen. De directrice van de reisorganisatie kwam ons goede reis wensen, Lionel liet zich niet meer zien, hij had zeker genoeg van ons. Anton en Toos haalden onze lunch op bij het Vat. De bussen bleken de besten tot nu toe, er zaten meer passagiers in.

We reden naar vliegveld Zanderij, ons laatste ritje door Suriname. In de bus zat ik naast een paar doktoren, die gedurende 3 weken hartoperaties hebben verricht in het ‘Academisch Ziekenhuis’. Ze hebben al hun benodigdheden mee moeten nemen, want er was niets. De verpleegsters in het ziekenhuis moeten zelf wattenstokjes maken en gaasjes vouwen, enz. ik vertelde van die mevrouw, die een antibioticumkuur nodig had en hem niet kon krijgen. De doktoren bevestigden dat. Het is er niet.

Op Zanderij checkten we in, vulden een formulier in en moesten door heel veel controles. De vertrekhal was goed ingericht, we moesten ons daar de verdere middag vermaken. We bekeken de winkeltjes en besteedden daar onze laatste Surinaamse guldens. Pieter kon nog een leuk boeket Surinaamse bloemen bekostigen voor thuis. Ongeveer half 6 landde de grote boeing 747. Een opmerking van Anton: ‘Staan we te wachten op de landing, rijdt hij ons zomaar voorbij!’

Het was donker toen we om half 8 opstegen, op weg naar huis in ons koude kikkerland. Oei, ditmaal een nachtvlucht van 8 uur voor de boeg. Vrijdagmorgen kwart voor 8 kwamen we aan. We moesten thuis wel wat slaap in gaan halen.

De reis, een belevenis, met alles er op en er aan. Het weer van de tropen, de armzalige, verwaarloosde toestand van huizen in de stad en dorpen, het makkelijke van de mensen, werken ze wel? De rommel overal, Naks, het wachten, de winkels met tralies, het hard rijdende, drukke verkeer, nog links ook, maar goed gevoede, net geklede mensen en goed lachs, in voor een praatje, ze maken een gelukkige indruk. De jungle, het primitieve leven aldaar. Ik ben blij, dat ik dat alles heb gezien en meegemaakt, het heeft grote indruk op me gemaakt. Om met Toos te spreken: ‘ik vond het kei-leuk’.

 



suriname . NU  naar boven



Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo -
Last update: